Met het mentaal welzijn van de bevolking houden we nochtans al langer rekening, ook tijdens de eerste lockdown. Niet-essentiële winkels zoals planten- en doe-het-zelfzaken gingen open. ‘De mensen moesten zich toch met iets kunnen bezighouden’, klonk het. Maar wat met het mentaal welzijn van de gelovige in onze samenleving?

Fundamentele vrijheid

Wat mij vooral zorgen baart, is de manier waarop men één van onze fundamentele vrijheden zomaar aan de kant schuift. De Congreskolom in Brussel, één van de belangrijkste monumenten van het land bevat op elk van de vier hoeken een bronzen figuur van drieënhalve meter hoog. Zij beelden onze vier fundamentele vrijheden uit: de vrijheid van vereniging, van onderwijs, persvrijheid en ja… de vrijheid van eredienst. Ook anno 2020 is het belangrijk om deze vier vrijheden te blijven koesteren.

De huidige gang van zaken doet echter in de verste verte niet meer vermoeden dat de vrijheid tot het belijden van het geloof een essentieel onderdeel is van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ja, diezelfde EVRM die zo vaak door onze politici wordt bejubeld als het hoogste goed van onze beschaving. Artikel 9 beschermt niet alleen de uitdrukkelijke expressie van het geloof maar ook de collectieve dimensie van de belijdenis ervan.

Buurlanden

In Nederland werden religieuze diensten om die reden nooit opgeschort, al moet men uiteraard wel de veiligheidsregels opvolgen. In Frankijk werden erediensten beperkt tot 30 personen maar het hoogste rechtscollege, de Conseil d’Etat, floot de regering hierover vorige week nog terug. Met het heropenen van de winkels is zo’n limitering nog moeilijker te rechtvaardigen. Als de Fnac in Parijs 604 man over de vloer mag krijgen, waarom de grotere Église Saint-Sulpice slechts 30? De situatie in België is nog vergaander: hier geldt een maximum van vier personen in een religieuze instelling.

Kerstavond

In tegenstelling tot zelfverklaarde ‘noëlist’ Georges-Louis Bouchez pleit ik uitdrukkelijk niet voor een tijdelijke opheffing van de maatregelen om de ‘gezelligheid’ van Kerstmis te garanderen. Daarvoor zijn de cijfers momenteel helaas niet gunstig genoeg. Wat ik wel vraag is een algemeen respect voor onze waarden en tradities. Als we die zo snel opgeven, zullen we als samenleving veel meer verliezen dan we vandaag vermoeden, we raken hiermee aan het fundament van onze identiteit. Dat is iets waar we toch even bij moeten durven stilstaan.

Kerstmis is één van de meest essentiële momenten in de christelijke kalender. Een vriend van mij verwoordde het zo: “ik vind het persoonlijk heel erg dat ik mijn kinderen niet zoals elk jaar ga kunnen meenemen naar de kindermis op kerstavond”. Ik voel mee met zijn teleurstelling en roep daarom op om na te denken over deze gang van zaken. Zo lijkt het mij niet te veel gevraagd om bij een volgende reeks versoepelingen ook aandacht te schenken aan wie op een veilige manier zijn geloof wenst te belijden.

Sommigen zullen misschien verwonderd zijn dat ik dit stuk schrijf naar aanleiding van een christelijke feestdag, maar voor mij is dat een evidentie. Mijn grootvader zaliger, Louis Davids, was medeoprichter van de contactgroep voor joods-christelijke betrekkingen. Eén van zijn stokpaardjes was de jaarlijkse kerstactie die hij organiseerde. Honderden Joodse vrijwilligers werden opgetrommeld om op Kerstmis administratieve taken over te nemen in ziekenhuizen opdat het verplegend personeel die dag bij familie kon doorbrengen. “Ik doe dit uit naastenliefde”, liet hij zich hierover ontvallen in een gesprek met De Standaard op 26 december 2003. Ik stap vastberaden in zijn voetsporen om die interreligieuze dialoog levende te houden.

Als de klokken van de kerken op Kerstmis voor een leeg huis zullen weergalmen zal dat bijzonder pijnlijk zijn en als oneerlijk overkomen bij zovelen. Ik wil hen bij deze een hart onder de riem steken.